donderdag 28 augustus 2014

What’s in a blokje?

Surinamers zijn een heleboel, maar nuchter zijn ze niet. Ik hou d’r van.
In Nederland word ik weleens ‘vaag’ of ‘zweverig’ genoemd, hier zal me dat niet zo snel overkomen. Toen ik drie jaar geleden voor een jaar in Paramaribo woonde overkwamen me al eens onverklaarbare dingen. Op een avond stond ik na te kletsen met mijn toenmalige collega Wensley en rastaman Eric, de conciĆ«rge van On Stage. Elke avond bleven we na de lessen met een biri en een sigaretje hangen bij ‘Het Patronaat’, waar theaterschool On Stage is gevestigd.
We waren al onderweg naar de straat en stonden bij het hek nog wat laatste tori’s te praten en ineens ruik ik brand. Ik zeg tegen de beide mannen, die zo’n 30 cm van me vandaan stonden ‘ruiken jullie ook brand?. Ze haalden hun neus op, maar roken niks. Kordaat en haastig zei de eeuwig relaxte, zijn tijd nemende Eric, we moeten gaan. Nu, weg hier! Morgen praten we.
Het bleek de volgende dag dat ik de enige was die het had geroken en dat ik de geur had geroken van het branden van de wierook van de paters die daar vroeger verbleven. Als je die geur ruikt, moet je weggaan, dan willen ze je niet meer daar, zei Eric. Ok..


Hier op Moengo gaat alles nog stukje dieper. De eerste avond dat ik hier alleen sliep in dit grote lege huis heb ik voor de zekerheid die avond een stokje Paulo Santo gebrand, reinigingshout. Het was een helse nacht. Nachtmerries, zweten, wakker schrikken van alle geluiden. Het houtje had zijn werk niet gedaan. De nacht daarop volgend was rustig tot een uur of drie, tot ik een steeds luider wordend geprevel hoorde wat zich manifesteerde in mijn droom. Langzaam werd ik wakker en besefte dat het echt was. Op het erf naast mij wonen drie zussen met hun, in totaal, 15 kinderen.
Ik hoorde de luide stem van 1 van de zussen een gebed opzeggen. Hier en daar ving ik een woord op, maar veel verder dan de woorden 'mi Gado', 'mi Jesus' kwam ik niet met mijn Aukaanse kennis om drie uur ’s nachts. In haar stem klonk rust en paniek tegelijk, ik was bang dat er iets met de kinderen zou zijn gebeurd. Ik keek uit het raam en zag licht branden, maar verder niks, geen geschreeuw van de kinderen alleen de dreunende stem, een minuut of dertig. Ik stak mijn stokje nog een keer aan. De volgende dag durfde ik niet te vragen wat er was gebeurd. Die dag verhuisde ik naar een andere kamer.
Twee weken geleden arriveerde danseres en theatermaakster Junadry op Moengo, ik ging net voor 3 dagen naar Paramaribo. Ze was de eerste 3 dagen dus alleen in ons huis op Moengo. Op facebook las ik de volgende ochtend een post van haar, dat ze heftige nachtmerries had, veel wakker lag en onrustige nachten had. Toen ik na 3 dagen terug naar Moengo kwam vroeg ik haar in welke kamer ze sliep en jawel, dezelfde als ik de eerste nachten.
Junadry slaapt na 3 nachten proberen inmiddels met een kruis om haar nek op een andere kamer J


In bijna alle interviews die ik met mensen komt 'Ogri ai' aan het bod. Ogri ai is wanneer iemand je een ‘slecht oog’ geeft. Mayentha, een jonge vrouw die ik interviewde vertelde er het volgende over:
“Stel je bent ergens gegaan met je baby. Als je thuiskomt begint je baby te huilen, die baby huilt constant en houdt niet op. Als je grootmoeder in de buurt is komt ze naar je toe en vraagt: ‘van waar komen jullie?’
Dan zeg je bijvoorbeeld, we waren naar de mall gegaan of we waren gaan wandelen en onderweg zagen we een drukte. Dan zegt je oma ‘misschien heeft iemand met slechte ogen naar die baby gekeken.’
Niet een ieder is goed om naar een baby te kijken, misschien heeft die persoon het niet eens door, maar bijvoorbeeld, als je baby dik is toch? En iemand komt op bezoek dan zeggen ze ‘saaaang je baby is echt zo dik, zo mooi, mooie ogen, mooie mond, mooie neus' dus alles, constant. Die persoon praat alleen maar over dat kind haar uiterlijk toch? Dan kan er iets met die baby gebeuren.
Als die persoon weg is begint die baby constant te huilen, je geeft die baby eten, die wil niet, je gaat die baby baden, wil niet, baby wil niet slapen, die huilt constant. Dan neemt je oma blauwsel, dat is een soort blauw poeder in de vorm van een blokje. Dat zet ze samen met zout in water. Wanneer dat gesmolten is gaat ze je baby ermee baden.
Dan praat ze tot die baby ‘misschien ben je op straat gegaan en iemand heeft je aangekeken, maar niet met goeie ogen, kom weer bij, kom weer tot wie je was, dat slechte moet ver weg van je blijven, als iemand je heeft gekeken met goeie ogen stellen we dat op prijs, kom weer tot rust, kom weer als wie je was.’ Meestal doet je oma dat, want oma’s weten het meest van die dingen. Zelfs nog meer dan moeders. Je hebt moeders die het weten, maar die oma’s? Die weten echt veel.
Als ze klaar zijn met baden dan gaat ze die baby sussen en weer praten tot dat kind ‘als je morgenochtend op bent gestaan of misschien vanmiddag of later in de avond moet je weer zijn zoals je was.’
Soms gebruikt je oma ook een blad, malembe-lembe. Ze kookt het in water, als dat water is afgekoeld neemt ze het in haar mond en spuwt het op die baby. Terwijl ze dat doet praat ze; ‘er moet niets met je gebeuren, je moet gezond blijven, je moet dik blijven als hoe je bent, je moet niet afvallen, je moet niet mager worden, je moet niet lelijk worden.’
Dus als je op bezoek gaat bij een baby moet je niet constant zeggen hoe mooi die baby is, nee. Zeg gewoon, je hebt een mooie baby, klaarrrr.
Ook volwassenen kunnen ogri ai krijgen. Als je van ergens komt en je voelt je echt ziek, je geeft over, alles. Kan iemand slecht naar je hebben gekeken. Soms ga je dan naar een bonoe man met je familie, dan nemen ze ook water in hun mond en spuwen het op je, om je weer de oude te maken.”


Mijn eigen moeder uit Zwolle herkende de verpakking van het blauwsel van een foto en schreef me het volgende:
“die blokjes? reckit blauw (vroeger zakjes) deed mijn moeder/jouw oma bij de witte was in, dan werd het stralend wit. Vooral bij de kapperslakens en scheerdoeken van je opa.”

Hier op Moengo kijken veel mensen naar me. Ik ben nog niet ziek geworden. (Terwijl ik dit schrijf klop ik even af onder de tafel.)
Afgelopen weekend was ik naar Peto Ondro om iemand te interviewen. Ik val hier nogal op, iedereen keek naar me, een paar uur lang. Toen ik thuis kwam at ik wat, ging even liggen en ik werd me toch misselijk! Ik voelde echt dat ik moest overgeven. Ineens dacht ik OGRI AI!! Iemand heeft me ogri ai gegeven!! Ik heb blauwsel nodig! Toen keek ik nog eens naar mijn soep en dacht, soof, misschien was je ei in die saoto gewoon niet meer goed.

Of..? Zo toch maar even naar de winkel..



dinsdag 19 augustus 2014

Tweede verhaal: Erna

De tweede vrouw die ik mocht interviewen voor de BVS Moego heet Erna.
Via via kwam ik contact met haar man, hij wist veel te vertellen over de marroncultuur. Toen ik met hem bij hun thuis in gesprek ging zag ik Erna voor het eerst. Ze gaf me verlegen een hand en ging verder met de huishouding terwijl ik met haar man in gesprek was. Die eerste keer heb ik niet met Erna gesproken, maar iets in me zei me dat zij degene was die ik moest interviewen.

De tweede keer dat ik bij hun thuis kwam was samen met Zina fotografe Cigdem om foto’s te maken voor bij een artikel in de Surinaamse krant.
Het was een zaterdagmiddag, de kinderen waren thuis en liepen van hot naar her door het beeld, wat mooie foto’s opleverde. Ik wilde haar die middag ook interviewen, maar ik merkte dat het te druk was in huis dus vroeg of ik op een andere dag terug mocht komen.
Dat mocht, Erna bleef wel zeggen dat haar man er bij kon zijn, want hij wist zoveel en praatte beter Nederlands dan haar. Ik zei haar dat zij alleen helemaal goed was en dat ik zeker wist dat ze me genoeg moois te vertellen had.
De dag van het interview brak aan en bij elke vraag die ik stelde werd het antwoord langer en de verhalen gedetailleerder.

"Ken je die banden van die fiets, die frame..
die ijzeren stuk waar die spaak zit?
Mijn broertje was daar mee aan het spelen, met een stok, dat wiel laten rijden, als spelletje.
Achter ons kamp was een straatje, er reden auto’s daar.
Van die pick-ups, mensen reden naar hun kostgrondje.
Het wiel ging de straat op, mijn broertje er achteraan, hij zag die auto niet, de auto zag hem niet."

Daarna kwam het proces van inkorten en aanpassen. Van 30 pagina’s naar 3. Nazmiye Oral schreef een prachtige eerste versie, maar we kwamen erachter dat we wat details misten dus ben ik nog een keer terug gegaan naar Erna voor een tweede interview.
Als interviewer heb ik van Erna en het maken van dit verhaal veel geleerd. Soms geeft iemand een kort antwoord of zegt iets niet meer te herinneren, maar als je echt doorvraagt en iemand vraagt om je  mee te nemen in een herinnering komen details die mensen dachten te zijn vergeten weer naar boven.
Zoals de kleur van een voordeur, de geur van een plant of in Erna’s geval de smaak van het onderste gedeelte uit de pan van de zelf verbouwde en gekookte rijst, Kio Alesie. Deze schraapte ze uit de pan en at het op, het was haar lievelings. Toen ik haar vroeg de smaak te beschrijven omschreef ze het als warme zoete melk.

Met de details toegevoegd aan de eerste versie ging ik weer in de tram naar Zuid-Oost om het verhaal met Erna door te lezen.
Ze vond het erg spannend om het hardop te lezen en na veel gegiechel en handen die ze voor haar ogen sloeg, begon ze dan toch. Rechtop in haar bank, een kind voor de televisie, een man achter de computer, nog 2 kinderen die op en neer liepen van slaapkamer naar badkamer en daar zat Erna, hardop en ongestoord haar verhaal te lezen. Soms stotterde ze, veranderde we een woordje of vloeide er een traan. Bij Erna over haar wang en bij mij van binnen, ik word keer op keer geraakt door haar ingetogenheid, haar eerste neiging om zichzelf te verstoppen en te verontschuldigen en dan toch de keuze te maken om er vol voor te gaan.

Ik was al bang dat het verhaal te lang was en na het oefenen was het een feit er moest zeker 2 bladzijden uit het verhaal. En ik had het nog wel langzaam zelf opgelezen. Surinamers hebben echt een andere manier van voorlezen, ze nemen hun tijd, elk woord krijgt de aandacht en nadruk die het verdiend. Nog een spoedoverleg met Nazmiye om wat darlings te killen en de dag daarna de studio in.

Met de metro naar Zuid-Oost Erna opgehaald en samen met de metro naar Nieuw-West, om op broedplaats de Vlugt de studio in te gaan. Nazmiye was er die dag bij om Erna te coachen tijdens de opnamen. 
De blik op Erna’s gezicht toen ze de studio zag was onbeschrijfelijk. ‘moet ik in dat hokje’?
De geluidsman stelde haar erg op haar gemak en Naz en ik hebben buiten met  haar de tekst doorgenomen om het van 'stand voorlezen’ naar 'stand vertellen’ te krijgen.
Nazmiye ging bij haar het opnamehok in zodat Erna iemand had om het tegen te vertellen in plaats van alleen een microfoon. 
De dames pakten hun leesbril erbij en een paar uren later stond het verhaal erop.









"Ik ben een marronvrouw.
Ik ben van Baka Kroppie naar Moengo, naar Frans Guyana, naar Paramaribo naar Amsterdam gegaan.
Een marronvrouw moet de dingen die je ouders je hebben geleerd, eigenlijk niet achter laten.
Hier in Nederland kan ik mijn dingen niet doen, maar ik vergeet het niet.
Als je nu een kostgrondje voor me openkapt en zegt Erna, kijk hier, dit is voor jouw, kostgrondje, plant het.
Ik plant alles, ik weet er alles van.
Als je zegt ‘plant nappie’, ik plant het, ik hoef niemand te vragen hoe ik dat moet doen.
Of zoete patat of hoe ik moet oogsten, ik weet alles."

Erna, ontmoet in Zuid-Oost, haar verhaal opgenomen in Nieuw-West en meegenomen naar de rode aarde van Moengo, haar geboortegrond. 

Deze week heb ik een aantal interviews staan op Moengo en dan kan het grote schrijven gaan beginnen.